Vertaling van ausgehen

Inhoud:

Duits
Nederlands
ausgehen, ausrücken, hinausgehen {ww.}
uitgaan 
uittreden
uitstijgen
uitstappen
uitlopen
uitkomen 

ich werde ausgehen
du wirst ausgehen
er/sie/es wird ausgehen

ik zal uitgaan
jij zult uitgaan
hij/zij/het zal uitgaan
» meer vervoegingen van uitgaan

Ich kann nicht ausgehen, weil ich vor einer Woche bei einem Unfall verletzt wurde.
Ik kan niet uitgaan omdat ik een week geleden gewond raakte in een ongeval.
auslöschen, erlöschen, verlöschen, ausgehen {ww.}
uitgaan 
uitsterven
uitdoven
doven

ich werde ausgehen
du wirst ausgehen
er/sie/es wird ausgehen

ik zal uitgaan
jij zult uitgaan
hij/zij/het zal uitgaan
» meer vervoegingen van uitgaan

Verlöschen, Erlöschen, Ausgehen {zn.}
uitsterving [v]
uitdoving [v]


Gerelateerd aan ausgehen

ausrücken - hinausgehen - auslöschen - erlöschen - verlöschen - Verlöschen - Erlöschen - Ausgehen