Vertaling van beben

Inhoud:

Duits
Nederlands
beben, zittern, zucken {ww.}
trillen
rillen
bibberen 
huiveren
beven 

wir beben
sie beben

wij trillen
zij trillen
» meer vervoegingen van trillen

Beben [o] (das ~), Zittern [o] (das ~) {zn.}
tremolo
beving [v]


Gerelateerd aan beben

zittern - zucken - Beben - Zittern