Vertaling van fröhlich

Inhoud:

Duits
Nederlands
fröhlich, heiter, lustig, vergnügt, freundlich {bn.}
lustig
monter
vrolijk 


Voorbeelden in zinsverband

Duits
Nederlands

Er lachte fröhlich.

Hij lachte een vrolijke lach.

Mach dir keine Sorgen, sei fröhlich!

Maak je geen zorgen, wees blij!


Gerelateerd aan fröhlich

heiter - lustig - vergnügt - freundlich