Vertaling van früh

Inhoud:

Duits
Nederlands
früh, frühreifend, frühreif {bn.}
voorlijk 
vroegrijp
früh, frühzeitig, zeitig, frühreifend {bn.}
pril
vroeg
vroegtijdig
früh, zeitig, frühzeitig {bw.}
tijdig 
vroeg


Voorbeelden in zinsverband

Duits
Nederlands

Warten Sie bis morgen früh.

Wacht tot morgenochtend.

Mein Großvater steht früh auf.

Mijn grootvader staat vroeg op.

Alte Menschen werden früh wach.

Oude mensen worden vroeg wakker.

Ich wollte nicht früh aufstehen.

Ik wilde niet vroeg opstaan.

Mein Vater steht früh auf.

Mijn vader staat vroeg op.

Ich hasse es, früh aufzustehen.

Ik haat vroeg opstaan.

Du solltest früh schlafen gehen.

Je moet vroeg naar bed gaan.

Tom steht nicht früh auf.

Tom staat niet vroeg op.

Er steht nicht früh auf.

Hij staat niet vroeg op.

Carol steht jeden Morgen früh auf.

Carol staat elke ochtend vroeg op.

Wir rieten ihnen an, früh aufzubrechen.

We raadden hen aan om vroeg te beginnen.

Früh aufstehen ist gut für die Gesundheit.

Vroeg opstaan is goed voor de gezondheid.

Darum bin ich heute Morgen früh aufgestanden.

Daarom stond ik vroeg op deze morgen.

Im Winter wird es früh dunkel.

In de winter wordt het vroeg donker.

Sie kann nicht so früh hier sein.

Ze kan hier zo vroeg niet zijn.


Gerelateerd aan früh

frühreifend - frühreif - frühzeitig - zeitig