Vertaling van gestern
Voorbeelden in zinsverband
Gestern war Sonntag.
Gisteren was het zondag.
Er wurde gestern operiert.
Hij werd gisteren geopereerd.
Gestern war Sonntag.
Gisteren was het zondag.
Gestern sah ich sie.
Ik heb haar gisteren gezien.
Gestern hatten wir Spass.
Wij hebben ons gisteren geamuseerd.
Gestern war ich glücklich.
Gisteren was ik gelukkig.
Er ist gestern entschlafen.
Hij is gisteren overleden.
Gestern war Donnerstag.
Gisteren was het donderdag.
Es war heiß gestern.
Het was heet gisteren.
Er ist gestern verschieden.
Hij is gisteren overleden.
Hast du gestern gearbeitet?
Heb je gisteren gewerkt?
Gestern war es heiß.
Het was heet gisteren.
Toms Geburtstag war gestern.
Toms verjaardag was gisteren.
Ich ging gestern dorthin.
Ik ben er gisteren naartoe gegaan.
Gestern abend regnete es.
Het heeft gisteravond geregend.