Vertaling van kurz

Inhoud:

Duits
Nederlands
kurz {bn.}
kort 
kortstondig
bündig, gedrängt, konzis, kurz {bn.}
beknopt 
bondig
kernachtig
kort 
summier 
zakelijk
abkürzen, verkürzen {ww.}
bekorten 
inkorten
afkorten


Voorbeelden in zinsverband

Duits
Nederlands

Machen wir's kurz.

Maak het kort.

Er zweifelte kurz.

Hij twijfelde even.

Ihr Haar ist sehr kurz.

Haar haar is heel kort.

Mozarts Leben war sehr kurz.

Het leven van Mozart was heel kort.

Kann ich einmal kurz dein Wörterbuch benutzen?

Mag ik je woordenboek even gebruiken?

Meine Mutter hat mir die Haare zu kurz geschnitten.

Mijn moeder heeft mijn haar te kort geknipt.

Könntet ihr bitte kurz auf meinen Koffer aufpassen?

Zoudt ge even op mijn koffer willen passen?

Er hat zwei Bleistifte; einer ist lang, der andere kurz.

Hij heeft twee potloden; het ene is lang en het andere kort.

Er hat sich die Haare kurz schneiden lassen.

Hij liet zijn haar kort knippen.

Das Leben ist zu kurz, um Deutsch zu lernen.

Het leven is te kort om Duits te leren.

Er hat zwei Bleistifte. Der eine ist lang, und der andere ist kurz.

Hij heeft twee potloden. De ene is lang en de andere is kort.

Nach einigen Jahren kam anstelle von "Die internationale Sprache des Dr. Esperanto" die kurz Bezeichnung "Esperanto" in Gebrauch. An diesem Tag begehen wir daher überall auf der Welt das 125-jährige Jubiläum des Esperanto.

Enkele jaren later werd in plaats van "De Internationale Taal van doctor Esperanto" gewoonlijk de korte naam "Esperanto" gebruikt. Op deze dag vieren we dus in de hele wereld de 125-ste verjaardag van Esperanto.


Gerelateerd aan kurz

bündig - gedrängt - konzis - abkürzen - verkürzen