Vertaling van lächeln

Inhoud:

Duits
Nederlands
lächeln {ww.}
glimlachen 

wir lächeln
sie lächeln

wij glimlachen
zij glimlachen
» meer vervoegingen van glimlachen

Sie versuchte vergeblich zu lächeln.
Ze probeerde tevergeefs te glimlachen.
Ich mag deine Art, zu lächeln.
Ik hou van uw manier om te glimlachen.


Voorbeelden in zinsverband

Duits
Nederlands

Alle auf der Fotografie lächeln.

Iedereen lacht in de foto.

Sie versuchte vergeblich zu lächeln.

Ze probeerde tevergeefs te glimlachen.

Er antwortete mir mit einem Lächeln.

Hij antwoordde mij met een glimlach.

Ich mag deine Art, zu lächeln.

Ik hou van uw manier om te glimlachen.

"Vielen Dank" sagte sie mit einem Lächeln.

"Heel erg bedankt," zei ze met een glimlach.

Er begrüßte mich mit einem Lächeln.

Hij begroette me met een glimlach.

Dein Lächeln macht mich immer glücklich.

Jouw glimlach maakt me altijd blij.

Ich mag deine Art, zu lächeln.

Ik hou van uw manier om te glimlachen.

Sie empfingen mich mit einem Lächeln.

Ze ontvingen me met een glimlach.

Wir fingen beide fast gleichzeitig an zu lächeln.

We glimlachten beiden op bijna hetzelfde moment.

Er liebt ihre Haare, ihr Lächeln, ihre Augen? Wow, er ist verdammt gut im Lügen erzählen!

Hij houdt van haar haar, haar glimlach, haar ogen? Wow, hij kan verdomd goed liegen!