Vertaling van lügen

Inhoud:

Duits
Nederlands
flunkern, lügen, belügen {ww.}
liegen
Sie lügen nie.
Ze liegen nooit.
Er hasste es zu lügen.
Hij haatte liegen.


Voorbeelden in zinsverband

Duits
Nederlands

Sie lügen nie.

Ze liegen nooit.

Er hasste es zu lügen.

Hij haatte liegen.

Die Wahrheit zu sagen ist viel einfacher, als zu lügen.

De waarheid zeggen is veel gemakkelijker dan liegen.

Ihre Geschichte kann nicht stimmen. Sie erzählt oft Lügen.

Haar verhaal kan niet waar zijn. Ze liegt vaak.

Er liebt ihre Haare, ihr Lächeln, ihre Augen? Wow, er ist verdammt gut im Lügen erzählen!

Hij houdt van haar haar, haar glimlach, haar ogen? Wow, hij kan verdomd goed liegen!


Gerelateerd aan lügen

flunkern - belügen