Vertaling van mit dem Strom

Inhoud:

Duits
Nederlands
mit dem Strom, stromabwärts, flußabwärts {bw.}
stroomafwaarts
herfließen, herbeifließen, herbeiströmen, herströmen, heranströmen, hinströmen {ww.}
toestromen
toevloeien
toelopen
emanieren, herrühren, hervorgehen, ausströmen, aussenden, ausstrahlen {ww.}
emaneren
einfließen, hineinfließen, hineinlaufen, einströmen, hineinströmen {ww.}
uitmonden
binnenstromen
fließen, rinnen, strömen, dahinfließen {ww.}
vloeien
stromen 
vlieten
lopen 
verfließen, fortfliegen, wegfließen, ausströmen, verrinnen, zerrinnen, schwinden {ww.}
weglopen
wegvloeien
afvloeien
strömen {ww.}
zich storten
stromen