Vertaling van russisch

Inhoud:

Duits
Nederlands
russisch {bn.}
Russisch 
Russisch, russische Sprache {zn.}
Russisch 
Russische taal
Sie kann Russisch sprechen.
Zij spreekt Russisch.
Er spricht perfekt Russisch.
Hij spreekt perfect Russisch.


Voorbeelden in zinsverband

Duits
Nederlands

Sie kann Russisch sprechen.

Zij spreekt Russisch.

Er spricht perfekt Russisch.

Hij spreekt perfect Russisch.

Wir haben Russisch anstatt von Französisch gelernt.

We hebben Russisch geleerd in plaats van Frans.

Russisch ist sehr schwierig zu lernen.

Russisch is erg moeilijk te leren.

Ich kenne jemanden, der Russisch gut sprechen kann.

Ik ken een man die goed Russisch spreekt.

Er kann Russisch sowohl sprechen als auch schreiben.

Hij kan het Russisch zowel spreken als schrijven.


Gerelateerd aan russisch

Russisch - russische Sprache