Vertaling van sicher leicht

Sorry, er is geen exacte vertaling gevonden in het Duits - Nederlands woordenboek

Vergelijkbare woorden

Duits
Nederlands
behaupten, bestätigen, vergewissern, versichern, beteuern, zusichern, sicherstellen {ww.}
betuigen
verzekeren
allerdings, bestimmt, freilich, gewiß, wohl, sicher, sicherlich {bw.}
bepaald 
ongetwijfeld
vast
wel degelijk
zeker 
sich vergewissern, sicher werden, Sicherheit erlangen, Gewißheit erlangen {ww.}
zekerheid krijgen
Sicherung [v] (die ~) {zn.}
zekering [v]
Ausdehnung [v] (die ~), Sicherweitern, Erweiterung [v] (die ~) {zn.}
uitzetting [v]
Sicherheitsnadel [v] (die ~), Fibel [v] (die ~), Fibula {zn.}
veiligheidsspeld  [v]
fibula
fest, feststehend, firm, gediegen, stabil, wiederstandsfähig, kräftig, stark, hart, standhaft, sicher, unerschütterlich, entschlossen, beständig, Fest- {bn.}
gevestigd
hecht
stevig
vast
Garantie [v] (die ~), Gewähr [v] (die ~), Bürgschaft [v] (die ~), Sicherheit [v] (die ~), Gewährleistung [v] (die ~), Zusicherung [v] (die ~), Versicherung [v] (die ~) {zn.}
garantie [v]
waarborging [v]
waarborg 
Sicherheit [v] (die ~), Gefahrlosigkeit {zn.}
veiligheid [v]
gefahrlos, geheuer, harmlos, ungefährlich, sicher, gesichert {bn.}
goedaardig
ongevaarlijk
veilig