Vertaling van vertreiben

Inhoud:

Duits
Nederlands
austreiben, ausweisen, fortjagen, vertreiben, wegjagen {ww.}
wegjagen
wegdrijven
verdrijven
verjagen
uitdrijven

wir vertreiben
sie vertreiben

wij jagen weg
zij jagen weg
» meer vervoegingen van wegjagen

fegen, kehren, abkehren, auskehren, abfegen, ausfegen, wegfegen, schippen, vor sich herfegen, hinwegfegen, beseitigen, vertreiben, hinausjagen {ww.}
vegen 
schoonvegen
opvegen
aanvegen 
bezemen

wir vertreiben
sie vertreiben

wij vegen
zij vegen
» meer vervoegingen van vegen

Neue Besen kehren gut.
Nieuwe bezems vegen schoon.
Mary will das Haus fegen.
Mary wil het huis vegen.