Vertaling van vorgreifen

Inhoud:

Duits
Nederlands
antizipieren, vorausnehmen, vorwegnehmen, vorausempfangen, vorfristig leisten, im Voraus tun, im Voraus verwenden, vorgreifen, vor der Zeit erledigen, vorausahnen, vorhersehen {ww.}
vooruitlopen op
prejudiciëren
vooruitlopen
anticiperen

ich werde vorgreifen
du wirst vorgreifen
er/sie/es wird vorgreifen

ik zal prejudiciëren
jij zult prejudiciëren
hij/zij/het zal prejudiciëren
» meer vervoegingen van prejudiciëren