Vertaling van waffnen

Inhoud:

Duits
Nederlands
waffnen, bewaffnen, rüsten, ausrüsten, aufrüsten, armieren, bewehren, verstärken {ww.}
bewapenen 
wapenen

wir waffnen
sie waffnen

wij bewapenen
zij bewapenen
» meer vervoegingen van bewapenen



Gerelateerd aan waffnen

bewaffnen - rüsten - ausrüsten - aufrüsten - armieren - bewehren - verstärken