Vertaling van überlassen

Inhoud:

Duits
Nederlands
entäußern, fortlassen, überlassen, unterlassen {ww.}
laten varen
verlaten
in de steek laten
abtreten, nachgeben, weichen, überlassen, zedieren, übertragen, einräumen, zurückweichen {ww.}
afstaan 
wijken
toegeven 
lassen, überlassen, unterlassen, zurücklassen {ww.}
laten
toelaten
loslaten
laten schieten
laten begaan
Leben und leben lassen.
Leven en laten leven.
Lassen wir sie doch in Ruhe.
Laten we haar alleen laten.