Vertaling van husband

Inhoud:

Engels
Nederlands
husband, mate, spouse {zn.}
man  [m]
echtgenoot  [m]
gemaal
She hated her husband.
Ze haatte haar echtgenoot.
Is your husband at home?
Is je man thuis?
to conserve, to economise, to economize, to husband {ww.}
uitsparen
sparen
besparen

I husband
you husband
we husband

ik spaar uit
jij spaart uit
wij sparen uit
» meer vervoegingen van uitsparen

to conserve, to economise, to economize, to husband {ww.}
matigen

I husband
you husband
we husband

ik matig
jij matigt
wij matigen
» meer vervoegingen van matigen



Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

She hated her husband.

Ze haatte haar echtgenoot.

She disliked her husband.

Ze had haar echtgenoot niet graag.

Give me back my husband!

Geef me mijn man terug!

He'll be a good husband.

Hij zal een goede echtgenoot zijn.

She'll love her husband forever.

Zij zal voor altijd van haar echtgenoot houden.

Is your husband at home?

Is je man thuis?

He'll make a good husband.

Hij zal een goede echtgenoot zijn.

We are husband and wife.

We zijn een echtpaar.

My father's sister's husband is my uncle.

De echtgenoot van de zuster van mijn vader is mijn oom.

My husband earns $100,000 a year.

Mijn echtgenoot verdient honderdduizend dollar per jaar.

Her late husband was a violinist.

Wijlen haar echtgenoot was violist.

She entrusted her husband with a letter.

Ze vertrouwde haar man een brief toe.

He will be a good husband.

Hij zal een goede echtgenoot zijn.

Her husband is an excellent cook.

Haar man is een uitstekend kok.

This is my husband

Dit is mijn man


Gerelateerd aan husband

mate - spouse - conserve - economise - economizebring down - harness