Vertaling van kitchen

Inhoud:

Engels
Nederlands
kitchen {zn.}
keuken [m] (de ~)
kookgelegenheid [v] (de ~)
He's in the kitchen.
Hij is in de keuken.
Does she work in the kitchen?
Werkt ze in de keuken?


Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

He's in the kitchen.

Hij is in de keuken.

I helped my mother clean the kitchen.

Ik heb mijn moeder de keuken helpen kuisen.

He heard a noise from the kitchen.

Hij hoorde een geluid uit de keuken.

Does she work in the kitchen?

Werkt ze in de keuken?

When she entered the kitchen, no one was there.

Toen ze de keuken binnenliep, was er niemand.

There are three bedrooms, a kitchen, a dining room, a living room, and a bathroom.

Er zijn 3 slaapkamers, een keuken, een eetkamer, een salon en een badkamer.

She went into the kitchen to see who was there, but there was nobody there.

Ze liep naar de keuken om te kijken wie er was, maar er was niemand.

From the corridor, you can reach the living room, the kitchen, and the toilet, or you can take the stairs upstairs, where the bedrooms and the bathroom are.

Vanuit de hal kun je naar de woonkamer, de keuken en de wc, of met de trap naar boven, waar de slaapkamers en de badkamer zijn.


Gerelateerd aan kitchen

white goods - chamber - kitchen sink - scullery