Vertaling van museum

Inhoud:

Engels
Nederlands
museum {zn.}
museum  [o]
Where's the museum?
Waar is het museum?
Does this bus go to the museum?
Gaat deze bus naar het museum?


Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

Where's the museum?

Waar is het museum?

Does this bus go to the museum?

Gaat deze bus naar het museum?

She took the taxi to the museum.

Ze nam de taxi naar het museum.

The museum is open from 9 a.m.

Het museum opent om 9 uur 's ochtends.

Where is the bus stop for the museum?

Waar is de bushalte voor het museum?

The Eiffel Tower is in the same city as the Louvre Museum.

De Eiffeltoren staat in dezelfde stad als het Louvre.

You have to get on that bus to go to the museum.

Om bij het museum te komen moet je die bus nemen.