Vertaling van whom
Voorbeelden in zinsverband
To whom are you referring?
Over wie heb je het?
Whom the gods love die young.
Zij, van wie de goden houden, sterven jong.
To whom did you give it?
Aan wie hebt u het gegeven?
For whom do the bells toll?
Voor wie luiden de klokken?
The minister, whom I spoke to recently, agrees with me.
De minister met wie ik onlangs heb gesproken, is met mij eens.
She has two sisters, both of whom live in Tokyo.
Ze heeft twee zussen die allebei in Tokyo wonen.
He is the person to whom I gave my dictionary.
Hij is de persoon aan wie ik mijn woordenboek heb gegeven.
"Whom the gods love die young", was said of yore.
"Wie de goden liefhebben, die sterft jong," werd in vroeger dagen gezegd.
I'm not sure whom I should give this present: to the girl or to the boy?
Ik weet niet zeker aan wie ik dit cadeau moet geven: aan het meisje of aan de jongen?
All my friends to whom I sent invitations came to the party.
Alle vrienden aan wie ik een uitnodiging gestuurd heb, zijn op het feest gekomen.
The president of the company, to whom I introduced you last Friday, wants to see you again.
De directeur van het bedrijf, aan wie ik u deze vrijdag heb voorgesteld, wil u weer spreken.
Yesterday I met an old friend of mine whom I had not seen for a long time.
Gisteren heb ik een oude vriend ontmoet, die ik al lang niet meer gezien had.