Vertaling van abrazo

Inhoud:

Spaans
Nederlands
abrazo [m] (el ~) {zn.}
omarming [v]
abrazo {zn.}
knuffel
Mary le dio a Tom un abrazo.
Mary gaf Tom een knuffel.
abrazar {ww.}
omhelzen 
omvademen
omarmen

yo abrazo
él/ella abrazó

ik omhels
hij/zij/het omhelsde
» meer vervoegingen van omhelzen



Gerelateerd aan abrazo

abrazar