Vertaling van abuela

Inhoud:

Spaans
Nederlands
abuela [v] (la ~) {zn.}
grootmoeder  [v]
oma  [v]
bestje
bes 
best 
bestemoer
Su abuela luce saludable.
Zijn grootmoeder ziet er gezond uit.
Voy a la casa de mi abuela.
Ik ga bij mijn oma.


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

Su abuela luce saludable.

Zijn grootmoeder ziet er gezond uit.

Mi abuela me hizo un nuevo vestido.

Mijn grootmoeder maakte me een nieuwe jurk.

La abuela de Tom parece estar sana.

Toms grootmoeder ziet er gezond uit.

Voy a la casa de mi abuela.

Ik ga bij mijn oma.

Estoy visitando a mi abuela en el hospital.

Ik bezoek mijn grootmoeder in het ziekenhuis.

Su madre murió cuando era joven, y su abuela lo crio.

Zijn moeder stierf toen hij jong was, en zijn grootmoeder heeft hem opgevoed.