Vertaling van afuera

Inhoud:

Spaans
Nederlands
afuera {bw.}
buitenwaarts
eruit
naar buiten
uitwaarts


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

Todavía está claro afuera.

Het is nog klaar buiten.

Afuera está nevando.

Het sneeuwt buiten.

Se ve caluroso afuera.

Het lijkt buiten warm te zijn.

Hace frío afuera.

Het is koud buiten.

Entra. Hace frío afuera.

Kom binnen. Het is koud buiten.

Afuera está oscureciendo.

Het wordt donker buiten.

Hoy tenemos que dormir afuera.

Vandaag moeten we buiten slapen.

Voy afuera a jugar. ¿Vas?

Ik ga buiten spelen. Ga je mee?

La puerta estaba cerrada desde afuera.

De deur was van buitenaf gesloten.

¿Qué tal si salimos a comer afuera esta noche?

En als we deze avond eens buiten gingen eten?

Ve a jugar afuera en vez de ver la tele.

Speel buiten in plaats van televisie te kijken.

Hoy en día los niños no juegan afuera.

Tegenwoordig spelen kinderen niet buiten.

A pesar de que llovía, debía ir afuera.

Hoewel het regende, moest ik toch naar buiten.

Estaba nevando, pero no hacía mucho frío afuera.

Het sneeuwde, maar het was niet erg koud buiten.

Hace tanto calor afuera que podrías freír un huevo.

Het is buiten zo warm dat je een ei kunt bakken.