Vertaling van alguien

Inhoud:

Spaans
Nederlands
alguien, alguno, algún {onb. vnw.}
een of ander
iemand 
een 
een zeker


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

¿Hay alguien ausente hoy?

Is er iemand afwezig vandaag?

Alguien te está llamando.

Iemand roept je.

¿Habla alguien aquí japonés?

Spreekt er hier iemand Japans?

¿Alguien habla inglés aquí?

Spreekt hier iemand Engels?

¿Alguien puede ayudarme?

Kan iemand me helpen?

Alguien lo sabe.

Iemand weet dat.

¿Puede alguien más responder?

Kan iemand anders antwoorden?

Necesito alguien con quien hablar.

Ik heb nood aan iemand om met te praten.

Hay alguien a la puerta.

Er is iemand aan de deur.

Alguien me empujó para adentro.

Iemand duwde me naar binnen.

Alguien se llevó mi mochila.

Iemand heeft mijn zak weg genomen.

Hay alguien con quien deseo hablar primero.

Er is iemand met wie ik eerst wil praten.

Alguien está llamando a la puerta.

Iemand klopt op de deur.

Necesito a alguien que me entienda.

Ik heb iemand nodig die mij begrijpt.

Tom quiere que alguien lo ame.

Tom wil dat iemand van hem houdt.


Gerelateerd aan alguien

alguno - algún