Vertaling van amiga

Inhoud:

Spaans
Nederlands
amiga [v] (la ~) {zn.}
vriendin  [v]
Su amiga es japonesa.
Zijn vriendin is Japans.
Mi amiga está muy celosa.
Mijn vriendin is erg jaloers.


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

Su amiga es japonesa.

Zijn vriendin is Japans.

Eres mi amiga.

Ge zijt mijn vriend.

Eras mi amiga.

Je was mijn vriend.

Mi amiga está muy celosa.

Mijn vriendin is erg jaloers.

¿A tu amiga le gusta el té?

Houd je vriend van thee?

¿Has llamado a tu amiga de Canadá?

Heb je je vriend in Canada opgebeld?

Mike tiene una amiga que vive en Chicago.

Mike heeft een vriendin die in Chicago woont.

Ella se enamoró del hermano de su amiga.

Ze werd verliefd op de broer van haar vriend.

No puedo encontrar el clítoris de mi amiga.

Ik vind de clitoris niet bij mijn vriendin.