Vertaling van ausencia


Spaans
Nederlands
ausencia [v] (la ~) {zn.}
afwezigheid  [v]
verzuim
verstek
mangel
uitstedigheid [v]
absentie [v]
Ella me pidió que cuidara a su bebé durante su ausencia.
Ze vroeg me om op haar baby te passen tijdens haar afwezigheid.