Vertaling van barba

Inhoud:

Spaans
Nederlands
barba [v] (la ~) {zn.}
baard  [m]
Él tiene barba.
Hij heeft een baard.
¿Ya tienes barba?
Heb je al een baard?


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

Él tiene barba.

Hij heeft een baard.

¿Ya tienes barba?

Heb je al een baard?

Mamá, ¿por qué no tengo ningún tío que tenga barba?

Mama, waarom heb ik geen oom met een baard?