Vertaling van blanco

Inhoud:

Spaans
Nederlands
blanco {bn.}
blank
wit 
blanco [m] (el ~) {zn.}
blanke [m]
blanco [m] (el ~) {zn.}
schietschijf
schijf
fin [m] (el ~), objetivo [m] (el ~), finalidad [v] (la ~), blanco [m] (el ~) {zn.}
wit 
doel [o]
honk
doelwit [o]
doelstelling  [v]
El papel es blanco.
Het papier is wit.
El perro es blanco.
De hond is wit.


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

Tenemos un gato blanco.

We hebben een witte kat.

El papel es blanco.

Het papier is wit.

El perro es blanco.

De hond is wit.

Mi perro es blanco.

Mijn hond is wit.

Ella tiene un gato blanco.

Ze heeft een witte kat.

¿Te gusta el chocolate blanco?

Hebt ge graag witte chokolade?

Llevaba puesto un vestido blanco.

Ze droeg een wit kleed.

La enfermera va vestida de blanco.

De verpleegster is in het wit gekleed.

Papá pintó las paredes de blanco.

Papa schilderde de muren wit.

Ella pintó las paredes de blanco.

Ze verfde de muren wit.

La flecha dio en el blanco.

De pijl raakte het doel.

Un vaso de vino blanco, por favor.

Een glas witte wijn, alsjeblieft.

¿Quieres vino blanco o vino tinto?

Wil je graag witte of rode wijn?

Recogió algo blanco en la calle.

Hij pakte iets wits op van de straat.

Una enfermera se viste de blanco.

Een verpleegster kleedt zich in het wit.


Gerelateerd aan blanco

fin - objetivo - finalidad