Vertaling van boca

Inhoud:

Spaans
Nederlands
boca [v] (la ~), desembocadura [v] (la ~) {zn.}
mond  [m]
bek  [m]
snater
monding  [v]
¡Abre la boca!
Doe je mond open.
El perro tenía un pedazo de carne en la boca.
De hond had een stuk vlees in zijn bek.


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

¡Abre la boca!

Doe je mond open.

No hables con la boca llena.

Spreek niet met volle mond.

El perro tenía un pedazo de carne en la boca.

De hond had een stuk vlees in zijn bek.

Te entra más por los ojos que por la boca.

Zijn ogen zijn groter dan zijn maag.

La papa estaba tan caliente que me quemé la boca.

De aardappel was zo heet dat het mijn mond verbrandde.

Solo tengo una boca, pero tengo dos oídos.

Ik heb maar een mond, maar wel twee oren.

Sadako quería seguir añadiendo, pero su boca ya no quería abrirse lo suficiente para formular las palabras.

Sadako wou er nog meer aan toevoegen, maar haar mond wou maar niet openen.

—Estoy bebiendo Fanta y diciéndoles a los novatos que cierren la boca —respondió Al-Sayib, tomando un sorbo de la susodicha Fanta—. Espera, ¿quién es?

"Fanta drinken en noobs vertellen dat ze hun kop moeten houden," antwoordde Al-Sayib, terwijl hij een slokje van de eerdergenoemde Fanta nam. "Wacht even, met wie spreek ik?"


Gerelateerd aan boca

desembocadura