Vertaling van carro

Inhoud:

Spaans
Nederlands
carro [m] (el ~) {zn.}
wagen 
kar 
handkar
karretje [o]


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

Yo voy a comprarme un nuevo carro.

Ik ga een nieuwe auto kopen.

Él condujo el carro mientras escuchaba música en la radio.

Hij bestuurde de auto, luisterend naar muziek op de radio.