Vertaling van carta

Inhoud:

Spaans
Nederlands
carta [v] (la ~), epístola [v] (la ~) {zn.}
brief  [m]
schrijven  [o]
missive [v]
epistel [o]
Él escribirá una carta.
Hij zal een brief schrijven.
Tengo que escribir una carta.
Ik moet een brief schrijven.
carta [v] (la ~) {zn.}
handvest
vrachtcontract
charter [o]
tarjeta [v] (la ~), carta [v] (la ~), naipe, mapa [m] (el ~) {zn.}
kaart [v]
Esto es un mapa.
Dit is een kaart.
¿Dónde puedo conseguir un mapa?
Waar kan ik een kaart kopen?


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

¿Quién escribió esta carta?

Wie heeft deze brief geschreven?

¿Estáis escribiendo una carta?

Schrijft ge een brief?

Él escribió una carta.

Hij schreef een brief.

La carta llegará mañana.

De brief zal morgen aankomen.

Ayer recibí su carta.

Ik heb haar brief gisteren ontvangen.

Él escribirá una carta.

Hij zal een brief schrijven.

Espero una carta suya.

Ik verwacht een brief van haar.

Estoy escribiendo una carta.

Ik ben een brief aan het schrijven.

¿Recibiste mi carta?

Heb je mijn brief gekregen?

Acabo de recibir tu carta.

Ik heb zojuist uw brief ontvangen.

Escribí esta carta en francés.

Ik heb deze brief in het Frans geschreven.

¿Ha recibido usted la carta?

Heeft u de brief ontvangen?

Tengo que escribir una carta.

Ik moet een brief schrijven.

¿Tengo que escribir una carta?

Moet ik een brief schrijven?

Recibí una carta de ella.

Ik heb een brief van haar ontvangen.


Gerelateerd aan carta

epístola - tarjeta - naipe - mapa