Vertaling van cinco

Inhoud:

Spaans
Nederlands
cinco {telw.}
vijf 


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

Le pagué cinco dólares.

Ik betaalde hem vijf dollar.

Vi a cinco hombres.

Ik zag 5 mannen.

Llevamos cinco años casados.

We zijn vijf jaar getrouwd.

Ella tiene cinco años.

Ze is vijf jaar.

Hubo cinco incendios anoche.

Gisterenavond waren er vijf branden.

Son alrededor de cinco millas.

Het is ongeveer vijf mijl.

Él sabe hablar cinco lenguas.

Hij kan vijf talen spreken.

Llegué aquí hacia las cinco.

Ik kwam hier aan rond vijf uur.

Lo recogeré a las cinco.

Ik zal hem om 5 uur oppikken.

Cinco más dos son siete.

Vijf plus twee is zeven.

Su cumpleaños es el cinco de mayo.

Zijn verjaardag is op 5 mei.

El anciano intentó nadar cinco kilómetros.

De oude man probeerde vijf kilometer te zwemmen.

Cinco más tres es igual a ocho.

Vijf plus drie is acht.

La lluvia estuvo cayendo durante cinco días.

De regen duurde vijf dagen.

Uno, tres y cinco son números impares.

Eén, drie en vijf zijn oneven getallen.