Vertaling van cuando

Inhoud:

Spaans
Nederlands
cuando {vw.}
wanneer
als 
cuando {vr. vnw.}
wanneer


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

Puedes llamarme cuando quieras.

Je kan me bellen wanneer je maar wil.

Iré cuando él vuelva.

Ik zal gaan als hij terug is.

Yo fumaba cuando era joven.

Ik rookte toen ik jong was.

Cuando me desperté estaba triste.

Toen ik wakker werd, was ik verdrietig.

¿Qué harás cuando seas mayor?

Wat zal je doen wanneer je volwassen bent?

Ella era hermosa cuando joven.

Ze was mooi toen ze jong was.

Odio cuando hay mucha gente.

Ik haat het als er veel mensen zijn.

Se casaron cuando eran jóvenes.

Zij zijn getrouwd toen ze nog jong waren.

Era casi mediodía cuando desperté.

Toen ik wakker werd, was het bijna middag.

Les llamaré mañana cuando regrese.

Ik bel ze morgen, als ik weer terug ben.

Estaba oscuro para cuando llegamos al hotel.

Het was donker toen we het hotel bereikten.

De vez en cuando estudio esperanto.

Af en toe studeer ik Esperanto.

El ladrón huyó cuando vio un policía.

De dief liep weg toen hij een politieman zag.

Vamos a pescar de vez en cuando.

We gaan van tijd tot tijd vissen.

Cuando crezca, quiero ser un rey.

Als ik later groot ben, wil ik koning worden.