Vertaling van dirección
Voorbeelden in zinsverband
Anota su dirección.
Schrijf zijn adres op.
Sé su dirección.
Ik ken haar adres.
Él cambió su dirección.
Hij heeft zijn adres gewijzigd.
Le di mi dirección.
Ik gaf hem mijn adres.
No tengo la dirección ahora.
Ik heb nu het adres niet.
Vas en la dirección equivocada.
Ge zijt op de verkeerde weg.
Primero, averigua su nombre y dirección.
Ontdek eerst zijn naam en adres.
Norte es la dirección opuesta al sur.
Noord is de richting die tegenovergesteld is aan zuid.
¿En qué dirección ha ido él?
In welke richting ging hij heen?
Complete con su nombre y dirección.
Vul uw naam en adres in.
Si ella conociera tu dirección, te escribiría.
Als ze uw adres kende, zou ze u schrijven.
Si conociera su dirección, le escribiría.
Ik zou hem schrijven als ik zijn adres wist.
¿En qué dirección ha ido él?
In welke richting ging hij heen?
Le di una dirección falsa a Tom.
Ik gaf Tom een vals adres.
Siempre podía decir en qué dirección soplaba el viento.
Hij kon altijd zeggen in welke richting de wind blies.