Vertaling van dolor

Inhoud:

Spaans
Nederlands
dolor [m] (el ~) {zn.}
pijn  [v]
zeer [o]
wee
Tengo dolor de estómago.
Mijn buik doet pijn.
El dolor era insoportable.
De pijn was ondraaglijk.


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

Tengo dolor de estómago.

Mijn buik doet pijn.

Tengo dolor de cabeza.

Ik heb hoofdpijn.

El dolor era insoportable.

De pijn was ondraaglijk.

Él tenía dolor de cabeza.

Hij had hoofdpijn.

Tom tiene un alto umbral del dolor.

Tom heeft een hoge pijngrens.

No puedo soportar más el dolor.

Ik kan de pijn niet meer uitstaan.

Siento un dolor en la espalda.

Ik heb rugpijn.

Mi corazón está lleno de dolor.

Mijn hart doet pijn.

Necesito un poco de medicina para aliviar el dolor.

Ik heb wat medicijnen nodig om de pijn te bestrijden.

El dolor era más intenso de lo que podía soportar.

De pijn was voor hem onverdraaglijk.

El dolor de dientes no me dejó dormir.

Ik kon niet slapen door mijn tandpijn.