Vertaling van dormir

Inhoud:

Spaans
Nederlands
dormir {ww.}
slapen
pitten
maffen
Deberías dormir.
Je zou moeten slapen.
Quiero dormir.
Ik wil slapen.


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

Deberías dormir.

Je zou moeten slapen.

Quiero dormir.

Ik wil slapen.

No logré dormir.

Ik kon niet in slaap raken.

No pude dormir.

Ik kon niet slapen.

Andate a dormir.

Ga slapen.

Estoy intentando dormir.

Ik probeer te slapen.

Quiero dormir un poco más.

Ik wil nog wat langer slapen.

Hoy tenemos que dormir afuera.

Vandaag moeten we buiten slapen.

Tengo que irme a dormir.

Ik moet gaan slapen.

¿A qué hora sueles ir a dormir?

Hoe laat gaat ge gewoonlijk gaan slapen?

No puedo dormir con este alboroto.

Ik kan niet slapen met al dit lawaai.

No podemos dormir por el ruido.

We kunnen niet slapen vanwege het lawaai.

Dormir en una alfombra es genial.

Op een tapijt slapen is geweldig.

Yo no pude dormir la noche entera.

Ik kon de hele nacht niet slapen.

Tomar leche tibia antes de ir a dormir te ayuda a dormir bien.

Warme melk voor het slapen gaan helpt echt om goed te slapen.