Vertaling van dos

Inhoud:

Spaans
Nederlands
dos {telw.}
twee 


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

Dos más dos son cuatro.

Twee plus twee is vier.

Nosotros dos sabemos que vosotros dos mentís.

Wij tweeën weten dat jullie tweeën liegen.

Él tiene dos hermanas.

Hij heeft twee zussen.

Quisiera hacer dos preguntas.

Ik zou twee vragen willen stellen.

Ken tiene dos gatos.

Ken heeft twee katten.

Tengo dos hijas.

Ik heb twee dochters.

Tenemos dos hijos.

We hebben twee kinderen.

Me gustan los dos.

Ik hou van alle twee.

Él tiene dos hijas.

Hij heeft twee dochters.

En unas dos semanas.

Over een week of twee.

Tengo dos automóviles.

Ik heb twee auto's.

Tengo dos hermanas mayores.

Ik heb twee oudere zussen.

Ordené dos hamburguesas.

Ik heb twee hamburgers besteld.

John tiene dos hijos.

John heeft twee zonen.

Él tiene dos coches.

Hij heeft twee auto's.