Vertaling van en casa

Inhoud:

Spaans
Nederlands
en casa {bw.}
thuis
casar {ww.}
trouwen 
in de echt verbinden

él/ella casa

hij/zij/het trouwt
» meer vervoegingen van trouwen

Mary se quiere casar con un millonario.
Mary wil met een miljonair trouwen.
Mary se quiere casar con un conductor de Formula 1.
Mary wil met een Formule 1-rijder trouwen.
casar {ww.}
trouwen 
uithuwelijken
in de echt verbinden

él/ella casa

hij/zij/het trouwt
» meer vervoegingen van trouwen

casar {ww.}
trouwen 
uithuwelijken
in de echt verbinden

él/ella casa

hij/zij/het trouwt
» meer vervoegingen van trouwen



Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

¿Estáis en casa?

Ben je thuis?

¿Te quedarás en casa?

Zult ge thuis blijven?

Hoy estaremos en casa.

Vandaag zullen we thuis zijn.

¿Desayunas en casa?

Eet gij 's morgens thuis?

Preferiría quedarme en casa.

Ik zou liever thuis blijven.

¡Estoy en casa aburrido!

Ik verveel me thuis!

Preferiría quedarme en casa.

Ik zou liever thuis blijven.

David está en casa.

David is thuis.

¿Estuviste en casa anoche?

Waart gij gisteravond thuis?

Nunca estás en casa.

Je bent nooit thuis.

Estaba en casa.

Ik was thuis.

Estamos en casa.

We zijn thuis.

¿Estuviste en casa anoche?

Waart gij gisteravond thuis?

¿Está tu madre en casa?

Is je moeder thuis?

Quedarse en casa es aburrido.

Het is saai om thuis te blijven.


Gerelateerd aan en casa

casar