Vertaling van esposo

Inhoud:

Spaans
Nederlands
esposo [m] (el ~), marido [m] (el ~) {zn.}
man  [m]
echtgenoot  [m]
gemaal
¿Está tu esposo en casa?
Is je man thuis?
¡Devuélveme a mi marido!
Geef me mijn man terug!
esposar, ponerle esposas a {ww.}
handboeien omdoen
in de boeien slaan
boeien

yo esposo
él/ella esposó

ik boei
hij/zij/het boeide
» meer vervoegingen van boeien



Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

¿Está tu esposo en casa?

Is je man thuis?

Ella amará a su esposo para siempre.

Zij zal voor altijd van haar echtgenoot houden.

Su esposo es un excelente cocinero.

Haar man is een uitstekend kok.

Mi esposo gana 100.000 dólares al año.

Mijn echtgenoot verdient honderdduizend dollar per jaar.

Ella estaba muy preocupada por la salud de su esposo.

Ze was erg bezorgd om de gezondheid van haar man.

¿Qué debería hacer si mi esposo es impotente?

Wat moet ik doen als mijn man onvruchtbaar is?

Esperé a mi esposo hasta pasada la media noche.

Ik heb mijn man tot na middernacht opgewacht.


Gerelateerd aan esposo

marido - esposar - ponerle esposas a