Vertaling van estudiar

Inhoud:

Spaans
Nederlands
estudiar {ww.}
instuderen
studie maken van
bestuderen 
estudiar {ww.}
studeren 
bestuderen 
Quiero estudiar alemán.
Ik wil Duits studeren.
Voy a estudiar alemán.
Ik ga Duits studeren.


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

Me gusta estudiar inglés.

Ik studeer graag Engels.

Voy a estudiar alemán.

Ik ga Duits studeren.

Me gusta estudiar inglés.

Ik studeer graag Engels.

Tu deber es estudiar.

Het is je plicht om te studeren.

Tendré que estudiar mucho.

Ik zal harder moeten studeren.

Quiero estudiar alemán.

Ik wil Duits studeren.

Empecé a estudiar esperanto.

Ik ben begonnen Esperanto te leren.

Él siempre quiso estudiar japonés.

Hij heeft altijd Japans willen leren.

Quiero estudiar en el extranjero.

Ik wil in het buitenland studeren.

Tienes que estudiar con ganas.

Je moet hard leren.

¿Por qué quieres estudiar en el extranjero?

Hoezo wil je in het buitenland studeren?

Él estaba demasiado cansado para estudiar.

Hij was te moe om te studeren.

Él fue a América a estudiar medicina.

Hij ging naar Amerika om medicijnen te studeren.

Estudiar una lengua extranjera es difícil.

Een vreemde taal leren is moeilijk.

Ella fue a Italia para estudiar literatura.

Ze ging naar Italië om literatuur te studeren.