Vertaling van fantasma

Inhoud:

Spaans
Nederlands
fantasma [m] (el ~) {zn.}
spook
geest 
fantoom
schim
verschijning
geestverschijning
Tom vio a un fantasma.
Tom zag een spook.
Un fantasma recorre Europa – el fantasma del comunismo.
Er waart een spook rond door Europa - het spook van het communisme.


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

Un fantasma recorre Europa – el fantasma del comunismo.

Er waart een spook rond door Europa - het spook van het communisme.

Tom vio a un fantasma.

Tom zag een spook.

¿Qué harías si vieras a un fantasma?

Wat zou u doen als u een spook zou zien?

Es un fantasma, y solo yo puedo hablar con él.

Het is een geest, en ik ben de enige die met hem kan praten.