Vertaling van fumar

Inhoud:

Spaans
Nederlands
fumar, humear {ww.}
roken 
smoken
¿Desea fumar?
Wilt ge roken?
Se permite fumar.
Roken is toegestaan.


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

¿Desea fumar?

Wilt ge roken?

Él dejó de fumar.

Hij is gestopt met roken.

Ella dejó de fumar.

Ze is gestopt met roken.

Él dejó de fumar.

Hij is gestopt met roken.

Se permite fumar.

Roken is toegestaan.

Deberías dejar de fumar.

Ge zoudt moeten stoppen met roken.

Dejé de fumar.

Ik ben gestopt met roken.

Dejó de fumar.

Ze is gestopt met roken.

Él decidió dejar de fumar.

Hij besliste te stoppen met roken.

Mi padre dejó de fumar.

Mijn vader is gestopt met roken.

Tienes que dejar de fumar.

Ge moet stoppen met roken.

Harías bien dejar de fumar.

Je zou beter stoppen met roken.

Dejé de fumar hace seis meses.

Ik ben twee maanden geleden gestopt met roken.

He dejado de fumar y de beber.

Ik ben gestopt met roken en drinken.

No puede fumar en un ascensor.

In een lift moogt ge niet roken.


Gerelateerd aan fumar

humear