Vertaling van futuro

Inhoud:

Spaans
Nederlands
futuro [m] (el ~) {zn.}
toekomst 
toekomende tijd 
futurum [o]
No tengo futuro.
Ik heb geen toekomst.
Prepárate para el futuro.
Maak je klaar voor de toekomst.
futuro [m] (el ~) {zn.}
toekomst 
Te deberías preparar para el futuro.
Je moet je voorbereiden op de toekomst.
El futuro pasó hace cinco minutos.
De toekomst was vijf minuten geleden.


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

No tengo futuro.

Ik heb geen toekomst.

Prepárate para el futuro.

Maak je klaar voor de toekomst.

Te deberías preparar para el futuro.

Je moet je voorbereiden op de toekomst.

El futuro pasó hace cinco minutos.

De toekomst was vijf minuten geleden.

¡El latín será la lengua del futuro!

Latijn is de taal van de toekomst!

Algunos sueños son una ojeada al futuro.

Sommige dromen zijn een glimp van de toekomst.

Por favor, ten más cuidado en el futuro.

Wees alsjeblieft meer voorzichtig in de toekomst.

Estos problemas se resolverán en un futuro próximo.

Deze problemen zullen in de nabije toekomst worden opgelost.

Trataré de venir a tiempo en el futuro.

In het vervolg zal ik proberen op tijd te komen.

El pasado lo podemos conocer pero no cambiar. El futuro lo podemos cambiar pero no conocer.

Het verleden kan men slechts kennen, niet veranderen. De toekomst kan men slechts veranderen, niet kennen.

Placer siempre se encuentra en pasado o en futuro, pero nunca en presente.

Plezier bevindt zich altijd in het verleden of in de toekomst maar nooit in het heden.