Vertaling van gusto

Inhoud:

Spaans
Nederlands
gusto [m] (el ~) {zn.}
smaak
- ¡Usted tiene un gusto caro! -exclamó la dependienta- ¿Está seguro de que no quiere mirar nuestras versiones más baratas primero?
"U heeft een dure smaak!" riep de verkoopster uit. "Weet u zeker dat u niet eerst onze goedkopere varianten wilt doorkijken?"
agradar, gustar {ww.}
zinnen
behagen 
bevallen 
aanstaan

yo gusto
él/ella gustó

ik zin
hij/zij/het zinde
» meer vervoegingen van zinnen



Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

Mucho gusto.

Aangenaam kennis te maken.

¿Te gusto?

Hou je van me?

Yo no les gusto.

Ze houden niet van mij.

Sí, con gusto.

Ja, graag.

Siempre es un gusto verte.

Het is altijd een genoegen om je te zien.

Ella tiene un gusto por el helado.

Ze houdt van ijs.

Tom tiene buen gusto en la música.

Tom heeft een goede muzieksmaak.

¡Fue un gusto conocerte!

Leuk je te hebben ontmoet!

¡Gusto en conocerte!

Leuk je te ontmoeten!

- ¡Usted tiene un gusto caro! -exclamó la dependienta- ¿Está seguro de que no quiere mirar nuestras versiones más baratas primero?

"U heeft een dure smaak!" riep de verkoopster uit. "Weet u zeker dat u niet eerst onze goedkopere varianten wilt doorkijken?"


Gerelateerd aan gusto

agradar - gustar