Vertaling van hueso

Inhoud:

Spaans
Nederlands
hueso [m] (el ~) {zn.}
bot  [o]
graat  [v]
schonk [v]
knok [m]
been  [o]
Le dio un hueso al perro.
Hij gaf de hond een bot.
El perro estaba ocupado enterrando su hueso en el jardín.
De hond was bezig met het begraven van zijn bot in de tuin.
cuesco, hueso [m] (el ~), núcleo [m] (el ~) {zn.}
pit [v]
kern  [v]


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

Le dio un hueso al perro.

Hij gaf de hond een bot.

El perro estaba ocupado enterrando su hueso en el jardín.

De hond was bezig met het begraven van zijn bot in de tuin.

Aserrín, aserrán, los maderos de San Juan, piden pan, no les dan, piden queso les dan hueso y les cortan el pescuezo.

Op de brug zit een mug met haar muil wijd open; zeven ezels, achttien kwezels zijn er in gekropen.


Gerelateerd aan hueso

cuesco - núcleo