Vertaling van idioma

Inhoud:

Spaans
Nederlands
idioma, lengua, lenguaje
taal


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

¿Hablas mi idioma?

Spreek je mijn taal?

Conozco tu idioma.

Ik ken jouw taal.

¿Qué idioma hablan en Méjico?

Welke taal spreken ze in Mexico?

Un idioma nunca es suficiente.

Eén taal is nooit genoeg.

Aprender un idioma extranjero es divertido.

Het is leuk om een vreemde taal te leren.

Aprender un idioma extranjero es divertido.

Het is leuk om een vreemde taal te leren.

Es fácil aprender un idioma extranjero.

Een vreemde taal leren is makkelijk.

¿Entiendes? Tienes que estudiar un idioma extranjero.

Heb je 'm? Je moet een vreemde taal leren.

El alemán no es un idioma sencillo.

Duits is geen makkelijke taal.

Por ejemplo, ¿le gusta el idioma inglés?

Vind je Engels bijvoorbeeld mooi?

La música es el idioma universal.

Muziek is de universele taal.

El griego no es un idioma fácil.

Grieks is geen gemakkelijke taal.

Es un idioma fácil

Het is een makkelijke taal

Es un idioma difícil

Het is een moeilijke taal

¡Mi idioma no se encuentra en la lista!

Mijn taal staat niet op de lijst!


Gerelateerd aan idioma

lengua - lenguaje