Vertaling van igual

Inhoud:

Spaans
Nederlands
igual {bn.}
eender
egaal
gelijk
gelijkmatig
igual {zn.}
weerga
portuur [v]
gelijke
evenknie [v]


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

Igual mis padres.

Dat zijn mijn ouders ook.

Me da igual lo que él haga.

Het is mij gelijk wat hij doet.

Ayer compré un bolígrafo igual al tuyo.

Ik heb gisteren net zo'n pen gekocht als jij hebt.

Cinco más tres es igual a ocho.

Vijf plus drie is acht.

Hazlo de nuevo, igual que antes.

Doe het opnieuw, net zoals eerder.

Las dos montañas son de igual altura.

De twee bergen zijn even hoog.

Ellos son igual de fuertes que nosotros.

Ze zijn even sterk als wij.

Cinco más tres es igual a ocho.

Vijf plus drie is acht.

Mary nada igual de rápido que Jack.

Maria zwemt even snel als Jakobo.

Da igual lo que digas, lo haré a mi manera.

Zeg wat je wilt, maar ik doe toch mijn eigen zin!

Tony habla inglés igual de bien que tú.

Toni spreekt even goed Engels als gij.

Él es igual de alto que su padre.

Hij is zo groot als zijn vader.

Un elefante azul tiene las orejas igual de grande que un elefante rosa.

De oren van een blauwe olifant zijn even groot dan die van een roze olifant.

Oí que estudiar por la mañana es más eficiente. Estudiar una hora en la mañana es igual de bueno que estudiar tres horas en la noche.

Ik heb gehoord dat 's morgens studeren efficiënter is. 's Morgens een uur studeren is even goed als drie uur 's avonds.

—Sí, soy yo —dijo Al-Sayib—; pero hay al menos uno de nosotros en cada país. Y a todos nos gusta la Fanta, igual que poner a los novatos en su sitio.

"Ja, dat ben ik," zei Al-Sayib. "Maar er is er minstens één van ons in elk land. En we houden allemaal van Fanta en van noobs op hun plaats zetten."