Vertaling van llorar

Inhoud:

Spaans
Nederlands
llorar {ww.}
huilen
wenen
schreien
krijten
Empecé a llorar.
Ik begon te huilen.
Empezaste a llorar.
Je begon te huilen.
deplorar, llorar {ww.}
betreuren 
bewenen
bejammeren 


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

Ella empezó a llorar.

Ze begon te wenen.

Él rompió a llorar.

Hij brak in tranen uit.

Empecé a llorar.

Ik begon te huilen.

Empezaste a llorar.

Je begon te huilen.

Lo hice llorar.

Ik deed hem wenen.

Lamento haberte hecho llorar.

Het spijt me dat ik je aan het huilen heb gemaakt.

Rompí a llorar.

Ik barstte in tranen uit.

Él se puso a llorar.

Hij begon te huilen.

Tu voz me hizo llorar.

Je stem deed me huilen.

Ella no hizo más que llorar.

Ze huilde alleen maar de hele tijd.

No tiene caso llorar sobre leche derramada.

Gedane zaken nemen geen keer.

Pero en serio, el episodio 21 casi me hizo llorar de risa.

Maar even serieus, om aflevering 21 moest ik zowat huilen van het lachen.


Gerelateerd aan llorar

deplorar