Vertaling van mago

Inhoud:

Spaans
Nederlands
mago [m] (el ~) {zn.}
magiër


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

¿Eres mago?

Ben je een tovenaar?

Yo quiero ser un mago.

Ik wil een tovenaar zijn.

Tengo un amigo cuyo padre es mago.

Ik heb een vriend wiens vader goochelaar is.

El mago agitó su varita mágica y despareció sin dejar rastro.

De tovenaar zwaaide met zijn toverstokje, en verdween in het niets.