Vertaling van mar

Inhoud:

Spaans
Nederlands
mar [m] (el ~) {zn.}
zee  [v]
El barco se sumergió en el mar.
Het schip zonk in zee.
Muchos hombres murieron en el mar.
Vele mannen stierven op zee.


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

El barco se sumergió en el mar.

Het schip zonk in zee.

Ella tiene una casa cerca del mar.

Ze heeft een huis aan de zee.

Mary es un erizo de mar.

Mary is een zeeëgel.

Él le tiene miedo al mar.

Hij is bang voor de zee.

Su casa está cerca del mar.

Haar huis is dichtbij de zee.

Muchos hombres murieron en el mar.

Vele mannen stierven op zee.

Irlanda e Inglaterra son separados por el mar.

De zee scheidt Ierland van Engeland.

Ese pulpo regresó al mar sin ser devorado.

De octopus keerde terug naar de zee, zonder opgegeten te worden.

No puedes beber agua del mar porque está demasiado salada.

Zeewater kun je niet drinken omdat het te zout is.

Hoy hace calor, así que puedes bañarte en el mar.

Het is warm vandaag, dus je kunt in zee zwemmen.

El año pasado, él pasó tres meses en el mar.

Hij heeft vorig jaar drie maanden op zee doorgebracht.

Este verano iremos a la montaña y al mar.

Deze zomer zullen we naar de bergen gaan en naar zee.

"El viejo y el mar" es una novela de Hemingway.

"De oude man en de zee" is een roman van Hemingway.

El derretimiento de los casquetes polares también podría contribuir al aumento del nivel del mar.

Het smelten van de poolkappen kan bijdragen aan het stijgen van het zeeniveau.

El agua hierve a los 100 grados Celsius a nivel del mar.

Op zeeniveau kookt water bij 100 graden Celsius.