Vertaling van mucho

Inhoud:

Spaans
Nederlands
mucho {bn.}
veel 
mucho {bw.}
een heleboel
terdege
veel 
zeer
mucho {bn.}
veel 


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

Trabajas mucho.

Je werkt hard.

Dormí mucho.

Ik heb veel geslapen.

Mucho gusto.

Aangenaam kennis te maken.

Lo siento mucho.

Het spijt me zeer.

Él tiene mucho dinero.

Hij heeft veel geld.

¿Se quedó mucho rato?

Is hij heel lang gebleven?

Aprendí mucho de ti.

Ik heb veel van je geleerd.

Mañana tengo mucho trabajo.

Ik moet morgen een hoop werk doen.

Tenemos mucho que aprender.

We hebben nog veel te leren.

Él pedía mucho dinero.

Hij eiste veel geld.

Ella habló mucho.

Zij sprak veel.

No hay mucho tiempo.

We hebben niet veel tijd.

Hoy hace mucho viento.

Het is erg winderig vandaag.

Tenemos mucho tiempo.

We hebben veel tijd.

Ellos comen mucho arroz.

Ze eten veel rijst.